Maandag den 28 Juny 1819 no. 172. Aan den Officier bij de Regtbank van eersten aanleg, zitting houdende te Deventer. Mergje Martinus, Vrouw van de gedetineerde Lambert Beekelaar heeft mij heden ter hand gesteld een paar Langwerpige Zilveren Schoegespels met ijzeren beugels, gemerkt K1, benevens eenige blaauwe Damasten Lappen, en een wit wollen dekentje welke goederen zij zeide gevonden te hebben, buiten haar huis in een aard bulte en zandgat en die zij Sustineerde te behoren tot die goederen, welke haar man te Lutten had gestolen.