Hij trouwde met zijn buurmeisje van de Erve Vruwink. Ook was hij pachter van de boerderij Wenninkmolen te Noordijk. Op 20 februari 1864 sloot hij een nieuw pachtcontract voor de "Bouwplaats Wenninkmolen" met de eigenaren Elzabe Maria Theodora ten Cate en Mr. Jan Berend Roelvink, oud-notaris te Winterswijk. Het contract geldt voor een periode van 6 jaar en gaat nog steeds op Sint Pieter (22 februari) in. Uit de pachtvoorwaarden: tot de pacht behoort niet het harde en opgaande hout en niet de akkermaalsbossen en heggen; de pachter mag daar geen plaggen maaien, niet spitten en niet harken. Als hij weekhout wil vellen, dan moet hij zich houden aan de plaatselijke gebruiken, maar dat hout mag in geen geval jonger dan drie jaar zijn. De pacht bedraagt 400 gulden per jaar en wordt aan beide eigenaren ieder voor de helft betaald aan hun woonplaats. De paqchter moet voldoende vee en werktuigen op het erf houden om het landbouwbedrijf te kunnen uitoefenen; hij moet de strooien daken onderhouden (het andere onderhoud is voor rekening van de eigenaren) en de waterleidingen en sloten. Het onderhoud van de brug over de Bolksbeek bij het woonhuis is voor de verpachter, maar de inkomsten uit het medegebruik door derden is voor de bpachter (de brug was us partikulier eigendom). Verdermogen de verhuurders de daartoe geschikte grong bepoten met opgaand hout.